26/02/2022

Espace Monte-Cristo Paris, Recyclage/Surcyclage, autumn 2021

 

°Tuig02TL   2011-2012    installation view at Espace Monte-Cristo, Paris 

De artistieke productie van Jeroen Frateur / Jeroen Frateur’s Artistic Production (NL / ENG)

 

(NL)   De artistieke productie van Jeroen Frateur

 bedenkingen over de manier waarop het gevonden abjecte een nieuwe plastische wereld genereert

 Een kunstenaar die zich overvloedig bedient van de stroom van de over-consumptie met bergen niet meer bruikbare/verhandelbare rest en afval, weet via de omweg van de kunst een ferme uitspraak te doen over hoe de (westerse) wereld de dingen inzet in een oeverloze maalstroom van een (circulaire) productie en dito verspilling.

Recyclage is vandaag een modieus begrip geworden dat zoals alles recuperatief ten prooi komt te liggen van een (zogenaamde) nieuwe economie die in dit post-industriële tijdperk een uitweg biedt om een in se ecologische intentie om te zetten in een renderende economische activiteit zoals een andere.

Kunstenaars gebruiken zeer bewust vanaf de “golden” sixties  het “afval” van de waanzin van het genadeloos consumeren als residu van “onze” opgejaagde consumptiedrift, aangewakkerd door het gewiekst dirigeren van reclame en pr-strategieën.

De artistieke ‘roots’ van het opnemen van datgene wat wordt weggeworpen, kadert in de dada-beweging via het waarachtige esthetiseren en componeren van het “verbannen” nutteloze van de consumptie via straffe, weliswaar esthetisch te duiden assemblages van iemand zoals Kurt Schwitters. Daarna, in de jaren veertig en vijftig gingen kunstenaars zoals Joseph Cornell, Robert Rauschenberg, John Chamberlain, César, Arman en Daniel Spoerri al dan niet op basis van traceerbare formules en methodes het “afval” als het ware “containeren en combineren” in opnieuw autonome objecten, kunstobjecten met een speculatieve waarde als gevolg van de oorzaak.

Vandaag zijn kunstenaars zoals Jessica Stockholder, Peter Buggenhout en Pascal Marthine Tayou – om er maar een aantal te vernoemen -  toonaangevende en gerespecteerde  kunstenaars die deze intenties binnen het kleurrijke palet van de actuele kustproductie met panache prolongeren.

Bij de voorbereiding voor deze tekst over het werk van Jeroen Frateur moest ik terugdenken aan het werk van de Antwerpse kunstenaar Frank F. Castelyns (1942) die in die zin in onze contreien uiterst apart en origineel was omdat hij er op diverse plaatsen in de stad geheime depots op na hield waarin hij alles zorgvuldig stockeerde van wat hij vond op straat.

De depots waren zijn beschikbaar magazijn/arsenaal waarmee hij niet zelden politiek-getinte assemblages samenstelde die zich bewogen in de lijn van dada en zelfs het meer recente werk voorafging van de Duitse Isa Genzken, wiens werk ook evolueerde van een modernistisch geïnspireerde beeldtaal naar een “vrije’ manier van sculpturaal  “installeren”.

Frank F. Castelyns bleef werken onder de radar van de officiële kunstwereld en kunstmarkt. Het is vandaag de kunstmarkt die bepaalt wie “publiek” de aandacht opeist en kan “lopen” met de eer en de verdiensten. Kunstenaars zoals Castelyns en Frateur werken aan een consistent oeuvre en laten het commerciële circuit in hun “drive” van creatie langszij.

Dat betekent dat hun werk niet meteen wordt gezien en bij gevolg niet “meespeelt” in het traditionele circuit.

De kunst van Jeroen Frateur zit verweven in de eerder aangehaalde kunsthistorische tradities. Alhoewel zijn werk meer met compositie te maken heeft én duidelijk het statuut/de definitie tart van de begrippen sculptuur en installatie.

De artistieke “productie” van Jeroen Frateur wordt gekenmerkt door een  zichtbaar, ingenieuze gelaagdheid qua opbouw met materialen die hij in een weloverwogen en precies samengestelde en gemonteerde  vorm laat wemelen in een nieuwe verschijningsorde; een nieuwe realiteit. De op het eerste gezicht “labiele” sculpturen van Jeroen Frateur halen dan ook deels hun “waarde” in het begrip “in situ”, omdat het presenteren van het werk aan bijvoorbeeld het plafond de perceptie verandert omdat de context van de presentatie a priori inherent deel blijft van het “globale” werk.

Jeroen Frateur noemt zichzelf een “handenarbeider”, een wroeter die vanuit de “verworpen” materie denkt en het werk traag laat generen vanuit de vorm zelf. Bij dit proces van “ontstaan” laat hij zich drijven op de energie van de verwondering als een mentale metgezel die hem als kunstenaar vrijwaart te werken op voorafgaandelijk bedachte concepten. “Oprapen op straat wat blijft liggen” is zijn adagio – zijn credo in een wereld vol van dingen die heel snel abject worden. “Het oprapen” op de openbare weg van het verworpene deelt zijn passie voor de buiten-gewone schoonheid ervan. Soms worden, dingen gemaakt – bijvoorbeeld inpakmateriaal – dat speciaal en soms heel vernuftig werd bedacht om meteen weg te smijten. Het zijn dergelijke gedachten die Jeroen Frateur aanzetten tot het zich toeëigenen van deze “gelikwideerde” materialen die worden geconverteerd in het samenstellen van niet eerder geziene dingen (kunstwerken) ontstaan vanuit het creëren dat in het geval van Jeroen Frateur blijft haperen in kunst die helemaal niet te voorzien of te verwachten was.

In een kerkje in de context van een tentoonstelling in het Vlaamse dorp Huise staat zijn werk er via de specifieke context bij als een altaar – als een bezwerend teken van de kunst als de veruitwendiging van een haast “sjamane” praktijk.

Assembleren is componeren; er zit duidelijk “iets” muzikaal in het werk van Jeroen Frateur; de laagjes hout, plastiek, aftandse spullen en bengelende, onnodige dingetjes worden in een structuur gehouden; de chaos van de gevonden trash wordt als het ware in een partituur gewrongen.  De muzikaliteit in dit werk zat ook al in zijn eerder werk waarbij de sokkel bestond uit haast ruwe minimale palet-stapelingen met hier en daar een teder ogend laagje kleur op een plank. De stapeling als uitgangspunt voor een sokkel waarop vormen liggen die zich aandienen als fantastische” tuigen die al dan niet van “binnenin” zijn verlicht azen op meerduidige interpretaties. Het opstapelen van materialen die homogeen bij elkaar worden gehouden alluderen op de factor tijd; net zoals het trage proces van sedimentatie bij het ontstaan van gesteente. 

De werken van Jeroen Frateur zijn quasi en letterlijk kijk-machines. Puntig in elkaar gemonteerde vormen die de verbeelding een aanzet bieden die in hun visuele impasse  “poëzie” worden.

 Het werk van Jeroen Frateur is het onderwerp van een esthetische vraagstelling; het diverse werk laat zich in met het abjecte en laadt zich uit met een esthetisch product waarin de tijd een uiteindelijke vorm genereert die het zoeken naar betekenissen zinvol en actueel houdt.

Hoe de artistieke productie van Jeroen Frateur zich vandaag verhoudt tegenover de achtergrond van het actuele cultuurklimaat is een bedenking die het over-schouwen van dit werk alleen maar hedendaags kan houden. Het zich als kunstenaar onttrekken aan de grillen van de mode is het bepalen van een positie die de tijd als bondgenoot houdt.

 Luk Lambrecht

-----------------------

(ENG)  Jeroen Frateur’s Artistic Production

thoughts on how found rejects generate a new visual world

 An artist that abundantly uses the torrent of overconsumption, the mountains of unusable/unmarketable waste and rejects, is able to make a firm statement—via the detour of art—on how the (Western) world deploys things in a never ending maelstrom of (circular) production and ditto extravagance.

 Today recycling has become a fashionable concept that has fallen prey to, and like anything else, has itself been recycled by the (so-called) new economy, which in this post-industrial era provides a way out to transform as such ecological intentions into a profitable economic activity like any other. But since the “golden sixties”, artists have been using the “waste” of the madness of merciless consumption—the residue of “our” rampant urge to consume, which is fuelled by shrewd advertising in PR campaigns. The artistic roots of picking up waste material can be found in Dadaism, namely in the genuine aesthetization of and composing with the “banned” rejects of consumption in strong, albeit purely aesthetically oriented assemblages by artists such as Kurt Schwitters. In the 1940s and 1950s other artists followed, such as Joseph Cornell, Robert Rauschenberg, John Chamberlain, César, Arman or Daniel Spoerri, who either on the basis of a traceable formula and method or otherwise, as it were “contained and combined” waste material in autonomous objects—art objects—that thus acquired a speculative value. Today artists such as Jessica Stockholder, Peter Buggenhout and Pascal Marthine Tayou (to name just a few) are trendsetting, eminent artists that keep the same intent alive with great verve within the colourful gamut of contemporary art production.

 Preparing this text on Jeroen Frateur’s work, I had to think back of the work of the Antwerp artist Frank F. Castelyns (born 1942), who held a very special and authentic position in these parts of the world, because in various places of his home town he had secret depots where he stored everything he found in the streets. These depots were his warehouses/arsenals, from which he chose objects to create often politically tainted assemblages in the vein of Dada, and which in fact prefigure the recent work of the German artist Isa Genzken, whose work, too, evolved from a modernist inspired visual language towards a “free” manner of sculptural “installing”. Castelyns continued to work under the radar of the official art world and market. Today, it is the art market that determines who gets “public” attention and that takes credit (and collects the cash). Artists such as Castelyns and Frateur engage in creating a coherent oeuvre and in their creative urge they pay little attention to the commercial circuit. That means their work is not often on view and does not play a part in the traditional circuit.

 Jeroen Frateur’s art is entangled with the art historical traditions mentioned above, though his work has more to do with composition and it obviously challenges a definition/status that hesitates between sculpture and installation. Frateur’s artistic “production” is characterized by a visible, ingenious layeredness with regard to the materials it is composed of. In the deliberate, meticulously composed shape he lets these materials swarm in a new structure—a new reality. Frateur’s at first sight “unstable” sculptures consequently derive their “value” from the “in situ” concept, because presenting a work for example on the ceiling changes our perception, as the context of the presentation remains a priori an inherent part of the “global” work.

 Frateur calls himself a “manual labourer”, a toiler whose point of departure is the “rejected” matter and who slowly lets the work grow from the shape itself. In this process of “genesis”, he lets himself drift on the energy of wonder, which to him is a mental companion that keeps him as an artist from working with preconceived ideas. “Pick up what has been left in the street,” is his motto and his creed in a world full of things that quickly turn into waste. The act of “picking up” in public places that which has been rejected goes hand in hand with a passion for the extraordinary beauty of this refuse. Sometimes things are made—for example wrapping material—that are designed very ingeniously for a particular purpose, only to be thrown away right after they have served this purpose. It is these sort of reflections that urge Frateur to appropriate these “liquidated” materials, which he uses to compose things we have never seen before—works of art—and which originate in Frateur’s case from a creative process that gets stuck in an art that could not be foreseen or expected.

 In a small church in the Flemish village of Mullem, Frateur’s works is on view. In this specific context, it looks like an altar—an art sign that has exorcizing powers, the exteriorization of an almost “shamanist” practice. Assembling is composing. There is obviously “something” musical in Frateur’s work. The layers of wood, plastic, shabby objects and dangling, useless things are fixed in a structure. The chaos of found rubbish is as it were forced into a musical score. The musicality of this particular work was also visible in earlier works, in which the plinth consisted of almost raw, minimal piles of pallets, with here and there a tender eyeing layer of colour on a board. The pile as a point of departure for a plinth, in which the shapes announce themselves as “fantastic” implements that are or are not lighted from the “inside”, evokes multiple interpretations. Hot piles of materials that are kept together in a homogeneous way, allude to the element of time, like the slow process of sedimentation that causes rock to form.

 Frateur creates works that are almost literally viewing machines. Aptly assembled shapes that function as an impulse for the imagination and that become “poetry” in their visual impasse. These works are the subject of an aesthetic question. They are loaded with discarded matter and unload themselves with an aesthetic product in which time generates a final shape that turns the quest for meaning into a subject of topical interest.

 How Frateur’s artistic production relates to the background of the current cultural climate, is a question that results in reflections that turns our contemplation of this work into a contemporary issue. Refusing as an artist to participate in the whims of fashion, results in a position that has time as its ally.

Luk Lambrecht 



28/01/2022

Aeroplastics Brussels - Groupshow Eyes Wide Open - januari-maart 2022


                                                                                    photos Aeroplastics

 

04/01/2022

Aeroplastics Brussels - Groupshow Come What May - september-december 2021

 

Installationview

°tuig04TL    2020   204x120x38

Dancing Spoilers   2021   156x95x95
& Diana Diesel    2013   190x113x21

Dancing Spoilers   2021   156x95x95



Diana Diesel    2013   190x113x21

11/12/2021

Pass - Kunst in dorpen - aug-oct 2021

Infopunt 2021    220x100x85  at Pass, Square Huise (B)

 °Tuig03TL   2020    220x195x38   at Pass, Church Huise (B)



29/06/2021

Croxhapox - Beuys Gardens Window Project - crox585

 



Objets Trouvés      Suggestion de Présentation     2020


27/06/2021

Group exhibition Fondation Villa Datris Paris


°Tuig02tl    2012    Courtesy Fondation Vilas Datris


 

Solo Exhibition Cultuurhuis Zoersel (B) - may 2021

 


Landing  2016-2021  photo Bart Van Leuven

Installation view photo Bart Van Leuven

composition with small works and semi-finished products photo Bart Van Leuven

composition with small works  photo Bart Van Leuven

Installation view photo Bart Van Leuven


Installation views photos Bart Van Leuven


°tuig04TL  2020,  204x120x38  photos Bart Van Leuven

La vie Quotidienne en noir, Outils Inutiles   
2018-2020  photo Bart Van Leuven

30/09/2020

Now by Aeroplastics - Brussels

 

Grenspost 02 Poste Frontière 02 - 2017-2018 

Grenspost 05 Poste Frontière 05 - 2017-2018

Chairwork Alg. Schakelaar - 2016-2018

02/09/2020

Villa Datris - L'Isle Sur La Sorgue (84 FR) - 2 juni-1november

This work was purchased by the Villa Datris Foundation
 and is part of the permanent collection.




 

19/12/2019

Sunday 22 dec 2019, 4pm - Inauguration wall of works at Kopergietery Ghent (B)



Installation views      All works Courtesy Kopergietery 


Rijdende Reflector Instapmodel    2018   117x37
Courtesy Kopergietery


06/01/2019

Food Matters - Gent (B)


 installation by Peter Morrens en Jeroen Frateur






artists:        aaron daem – antoine goossens – astridcollectief – bart de clercq – bart maris – benoit felix – bjorn pauwels & nora dedecker – bram borloo – bram van stappen – christophe lezaire – dirk bogaert – dirk zoete – elien ronse – emilie de vlam – emma van roey – frederic geurts – geert marijnissen – griet van de velde – hans verhaegen – janes zeghers – jeroen frateur – jesse cremers – johan de wilde – karen vermeren – katelijne de corte – klaas vanhee – kristof lemmens – maarten van roy – maud vande veire – melissa mabesoone – merel vandecasteele – merlyn paridaen – natasja mabesoone – peter morrens – pieter de clercq – reinhard doubrawa – renée pevernagie – sacha eckes – sarah westphal – steffie van cauter – stijn van dorpe – william ludwig lutgens – thuy le thi thu & thomas de geyter

43 hosts and 43 guests  ––  A group show with 63 artists. Each artist (or duo, or group of artists) participates as host of one of the other artists and is likewise guest of one of the other artists. The host could be seen as the passive conglomerate, the guest as intruder, as invité(e), invited to discuss the work of his/her host and point a favourite object - or work - or item, taking advantage of the fact that he or she is the active character in a meeting of two persons who know each other or don't. Croxhapox won't interfere in the process of meeting, talk and choice. The result of these 43 encounters makes the presentation